Ga als volgt te werk om AC- of DC-spanning te meten:
- Stel de draaiknop van de meter in op de juiste spanningsfunctie ().
- Sluit het zwarte meetsnoer aan op de COM-aansluiting en de rode meetprobe op de V-aansluiting, die wordt aangegeven met op de Fluke 381.
- Meet de spanning door de gewenste testpunten van het circuit aan te raken met de sondes.
- Bekijk de aflezing op het display.
Ga als volgt te werk om de weerstand of doorgang te meten:
- Draai de draaiknop naar .
- Schakel de stroom uit voor het testcircuit.
- Sluit de zwarte meetprobe aan op de COM-aansluiting en
- de rode meetprobe op de -aansluiting.
- Meet de weerstand door met de sondes de gewenste testpunten van het circuit aan te raken.
- Bekijk de aflezing op het display.
Als de weerstand <30 Ω is, wordt de doorgang aangegeven door een continue pieptoon. Als op het display OL wordt weergegeven, is het circuit open of is de gemeten weerstand hoger dan het weerstandsbereik van de meter.
Ga als volgt te werk om de frequentie te meten (met de Fluke 381):
- Draai de draaiknop naar .
- Centreer de bek of flexibele probe rond de meetbron.
- Druk de gele shift-knop in ( op de Fluke 381) om over te gaan op Hz.
- Bekijk de meetwaarde op het display.
Ga als volgt te werk om de capaciteit te meten (met stroomtangen uit de Fluke 370-serie):
- Draai de draaiknop naar .
- Schakel de stroom uit voor het testcircuit.
- Sluit de zwarte meetprobe aan op de COM-aansluiting en de rode meetprobe op de -aansluiting.
- Meet de weerstand door met de sondes de gewenste testpunten van het circuit aan te raken.
- Bekijk de aflezing op het display.
